Voorvoegingsverlies verrekenbaar bij ontbinding dochter

< Ga terug
09-04-2015
Indien een fiscale eenheid ophoudt te bestaan doordat de dochter-bv wordt ontbonden en vereffend, kan de houdstermaatschappij de voorvoegingsverliezen verrekenen met de winst. Ook als die winst voor een deel is toe te rekenen aan de dochter.
Een houdstermaatschappij vormde tot 1 augustus 2006 een fiscale eenheid met een aantal dochtermaatschappijen. Eind 2005 beschikte deze fiscale eenheid over voorvoegingsverliezen. Op 10 augustus 2006 koopt de houdstermaatschappij alle aandelen in een bv, waarmee ze vanaf 1 september 2006 een fiscale eenheid vormt. Deze dochter-bv heeft in 2005 een herinvesteringsreserve gevormd. De houdstermaatschappij boekt deze HIR in 2008 af op een door haar aangekocht kantoorpand. Vervolgens wordt de dochter op 23 december 2008 ontbonden, waarmee er een einde komt aan de fiscale eenheid.
De houdstermaatschappij verrekent in haar aangiften Vpb voor de jaren 2009 en 2010 haar winsten volledig met de voorvoegingsverliezen. Volgens de inspecteur kan dit maar deels, omdat een deel van de winst aan de dochter moet worden toegerekend. De zaak wordt voorgelegd aan Rechtbank Den Haag.
Volgens artikel 15ae lid 2 Wet Vpb kunnen voor het voegingstijdstip geleden verliezen niet worden verrekend als de winst van de fiscale eenheid betrekking heeft op vermogensbestanddelen die door een maatschappij zijn verkregen van een andere maatschappij die ten tijde van die verkrijging deel uitmaakte van de fiscale eenheid en die winst aan die andere maatschappij zou zijn toegerekend indien de fiscale eenheid niet ten aanzien van die andere maatschappij zou zijn beëindigd. Daar de houdstermaatschappij in 2009 en 2010 geen deel uit maakte van een fiscale eenheid kan er volgens de rechtbank geen sprake zijn van winst van een fiscale eenheid. Uit de parlementaire behandeling van de wetsartikelen leidt de rechtbank af dat de wetgever bewust moet hebben afgezien van het opnemen van een bepaling waarin de verrekening van voorvoegingsverliezen van de moeder met latere winsten in een situatie als deze wordt beperkt, te weten de ontbinding en vereffening van de enige dochtermaatschappij. Ook is volgens de rechtbank geen sprake van een ontvoeging van de houdstermaatschappij, omdat de fiscale eenheid door ontbinding en vereffening van de dochter is beëindigd. De houdstermaatschappij kan haar winsten van 2009 en 2010 dus volledig verrekenen met haar voorvoegingsverliezen.
Bron: Rb. Den Haag 23-12-2014 (publ.2 -03-2015)