Hoge Raad: 150-kilometercriterium geoorloofd

< Ga terug
08-03-2016
In vervolg op de beantwoording van prejudiciële vragen van het Europese Hof van Justitie heeft de Hoge Raad onlangs uitspraak gedaan over de 150-kilometergrens in de 30%-regeling. Weinig verrassend komt ook de Hoge Raad tot de slotsom dat het 150-kilometercriterium kan en dat de 30%-regeling niet systematisch leidt tot een duidelijke overcompensatie.
Het Hof van Justitie heeft bij arrest van 24 februari 2016 prejudiciële vragen van de Hoge Raad beantwoord. De Hoge Raad wilde van het Hof weten of het 150-kilometercriterium voor de toepassing van de 30%-regeling leidt tot de inbreuk op het vrije verkeer van werknemers. Het Europese Hof van Justitie had geantwoord dat er geen indirecte discriminatie of belemmering van het vrije verkeer van werknemers veroorzaakt wordt bij een 150-kilometercriterium voor toepassing van de 30%-regeling. Daarvan is pas sprake wanneer een dergelijk criterium en de hoogte van de 30%-regeling systematisch aanleiding geven tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten.
De 30%-regeling is in het leven geroepen omdat werknemers die naar Nederland zijn uitgezonden aanmerkelijk hogere kosten hebben dan werknemers die in Nederland wonen en werken. Steeds is de 30%-regeling (eerst 35%-regeling) aangepast aan de feiten en omstandigheden. De regeling is enkele malen heroverwogen en steeds is getracht om de vrijstelling te laten aansluiten bij de werkelijke extraterritoriale kosten. Dit blijkt volgens de Hoge Raad onder meer uit het feit dat veel werknemers die binnen een bepaalde straal om de Nederlandse grens niet meer naar Nederland verhuizen, maar forenzen en daardoor in mindere mate te maken hebben met extraterritoriale kosten. Hierdoor is het 150-kilometercriterium ingevoerd. De opmerkingen van het Hof van Justitie over systematische overcompensatie zien slechts op die ingekomen werknemers die voordien meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonden. Aannemelijk is dat zij over het algemeen meer extraterritoriale kosten hebben, waardoor minder snel sprake zal zijn van overcompensatie. Ondanks dat het hanteren van een vast percentage van 30% van het loon bij (zeer) hoge beloningen tot overcompensatie zal leiden, betekent dit niet dat er sprake is van een regeling die systematisch tot een duidelijke overcompensatie leidt. Op basis van deze overwegingen oordeelt de Hoge Raad dat de 30%-regeling niet systematische tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten leidt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Bron: HR 4-03-2016