Nu eens wel, dan eens geen afroommethode

< Ga terug
30-04-2015
Volgens Hof Den Haag moet de inspecteur consequent zijn bij de berekening van het gebruikelijk loon. Afhankelijk van de verlies of winstsituatie van jaar tot jaar kiezen van de voor de fiscus meest gunstige methode leidt tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing.
De zaak betrof een bv met alleen de dga als werknemer. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur naheffingsaanslagen op over 2007, 2009 en 2010. Volgens de inspecteur had over die jaren de afroommethode moeten worden toegepast. De behaalde omzetten bedroegen namelijk € 137.040 (2007), € 154.828 (2009) en € 166.329 (2010), terwijl een loon werd uitbetaald van respectievelijk € 54.791, € 62.475 en € 58.790. De dga is het hier niet mee eens en gaat in beroep.
Volgens het hof kon de inspecteur in dit geval voor het berekenen van het gebruikelijk loon de afroommethode toepassen. De opbrengsten van de bv vloeien immers nagenoeg geheel voort uit de werkzaamheden van de dga. Wel vraagt het hof zich af waarom de inspecteur geen gewicht toekent aan het feit dat het totaal van de toegekende lonen over de jaren 2006 tot en met 2011 niet afwijkt van het gebruikelijk loon berekend volgens de afroommethode. Op basis van de wetsgeschiedenis kan de inspecteur er niet voor kiezen om in de jaren waarin een substantiële winst wordt behaald de afroommethode toe te passen (waardoor het gebruikelijk loon hoger is dan het uitbetaalde loon) en in andere jaren waarin sprake is van verlies of slechts bescheiden winst het uitbetaalde loon (dat niet afweek van het salaris van een werknemer in een soortgelijke dienstbetrekking) als uitgangspunt te nemen. Het van jaar tot jaar kiezen van de gunstigste heffingsmaatstaf leidt tot onredelijke en willekeurige belastingheffing. De inspecteur mocht daarom ook voor 2007, 2009 en 2010 de afroommethode niet toepassen.
Bron: Hof Den Haag 11-03-2015