Geen afdrachtvermindering onderwijs voor NT2

< Ga terug
17-02-2016
In lijn met de bijna gelijktijdige uitspraak van de Hoge Raad oordeelde onlangs ook Hof Den Haag dat de afdrachtvermindering onderwijs kan worden geclaimd voor een werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een beroepsopleiding. Een opleiding die zich in de praktijk beperkt tot NT2 valt daar niet onder.
Een uitzendbureau houdt zich bezig met het uitzenden van Poolse en Letse uitzendkrachten. Het uitzendbureau laat de uitzendkrachten een opleiding Assistent voedingsindustrie, BBL niveau 1, NT2 (Nederlands als tweede taal) volgen. Daartoe heeft het uitzendbureau een overeenkomst gesloten met een onderwijsinstelling. In de overeenkomst is opgenomen dat de onderwijsinstelling een onderwijsovereenkomst (OOK) en een beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPVO) met de uitzendkrachten afsluit met een looptijd van een jaar. Ook staat in de overeenkomst dat de deelnemers zijn vrijgesteld voor het vakgerichte deel van het onderwijs en per ingeschreven jaar 114 uur Nederlands als tweede taal volgen. Het uitzendbureau claimt in de jaren 2008-2010 voor deze opleiding afdrachtvermindering onderwijs.
Naar aanleiding van een boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend sprake is van het aanbieden van de cursus/opleiding Nederlands als tweede taal en er derhalve geen sprake is van een opleiding waarvoor afdrachtvermindering mogelijk is.
Hof Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. Het uitzendbureau heeft niet aan zijn bewijslast kunnen voldoen dat recht bestaat op afdrachtvermindering. De afdrachtvermindering onderwijs kan slechts toegepast worden met betrekking tot een werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een beroepsopleiding. Onder beroepspraktijkvorming wordt verstaan het onderricht in de praktijk van het beroep. Uit de door het uitzendbureau overgelegde stukken kan slechts worden afgeleid dat werknemers tijdens de assessments werden getoetst op de onderdelen luisteren, lezen en schrijven met betrekking tot enkele onderwerpen. De certificaten bieden echter geen inzicht in de manier waarop deze onderwerpen zijn onderwezen of getoetst, zodat daaruit zonder nadere onderbouwing niet kan worden geconcludeerd dat onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden. Een nadere onderbouwing ontbreekt. Het uitzendbureau heeft geen voortgangsrapporten of andere vastleggingen overgelegd waaruit aannemelijk wordt dat het praktijkdeel van de opleiding op de werkvloer is onderwezen, getoetst of beoordeeld.
Bron: Hof Den Haag 13-01-2016